donderdag 24 februari 2011

Cambodja: diepe dalen en hoge pieken

Ons vorige stukje eindigde in Vietnam, met Cambodja al in het vooruitzicht. Voordat we vertrokken uit Saigon hadden we nog een tripje voor de boeg, naar de oevers van de Mekong bij Cai Be. Hier zouden we de floating market gaan bekijken. Wij dachten aan kleine bootjes waarin mensen trosjes bananen kochten. Zo ging het helemaal niet, de floating market bestond uit ongeveer 15 groothandelsboten die allemaal verspreid lagen met een voorbeeld van hun handelswaar aan een stok gebonden. Als je iets wou kopen, ging je met je eigen boot langsvaren en onderhandelen. Bananen gingen niet per tros, maar per 20, 40, of 100 kilo. Er waren voor ons dus geen koopjes J
Na de floating market gingen we lunchen in een boomgaard. Hier heeft Erik de dierenvriend nog even geknuffeld met het kronkelende huisdier:
De volgende dag ging de bus van Saigon naar Phnom Penh. De reis ging heel vlot, gelukkig was onze bus wat comfortabeler dan deze brommer:
Cambodja raakt ons als een mokerslag. De hitte in Phnom Penh is enorm, als je de deur opendoet van de hotelkamer slaat de warmte je letterlijk tegemoet. In Cambodja zijn mensen echt arm, veel armer dan in de landen waar we tot nu toe geweest zijn. Kinderen spelen in hun blootje op straat, en zelfs de koeien zijn mager.
In Phnom Penh bekijken we de gebruikelijke bezienswaardigheden, en heeft Erik lol met de olifant en de aapjes bij de tempel. 





De koning van Cambodja heeft een schitterend paleis, dat midden in de stad ligt. We huren een gids en horen dat de koning (59) nog single is misschien wel omdat hij aan ballet doet. Steef zet voor de zekerheid haar ‘koninklijke’ hoed op, je weet tenslotte nooit…. Helaas staat deze niet op de foto.



De dag erna maken we kennis met de andere kant van het land. In 1975 heeft de Rode Khmer, onder leiding van de beruchte Pol Pot, de macht gegrepen in Cambodja. Van de een op de andere dag werden alle mensen uit de steden verjaagd om dwangarbeid te verrichten op het land. De Rode Khmer hanteerde een keihard regime, waarbij iedereen die ook maar enigszins tegensprak of verdacht was zonder pardon gemarteld werd. We bezoeken een massagraf buiten de stad – een van de 450 Killing Fields -  waar 20.000 mensen zijn vermoord. In een gedenkhuis tussen de massagraven liggen de schedels en botten van duizenden mensen. Alle woorden schieten tekort….


Daarna gaan we naar de Tuol Sleng gevangenis. Hier, in een gebouw dat eerst een school was, vonden de martelingen plaats. Van alle mensen die er gevangen hebben gezeten en die later vermoord zijn, hangen er duizenden foto’s op grote borden.  Gewone mensen zoals jij en ik, die hier door de foto’s een gezicht krijgen. Het wordt Steef even allemaal teveel….

De Rode Khmer is in 1979 gelukkig verslagen, maar de gevolgen van deze periode zijn nog iedere dag zichtbaar. Een kwart van de Cambodjaanse bevolking is vermoord, dat is een realiteit die niet zomaar uit te wissen valt.

Nog onder de indruk vertrekken we de volgende dag naar Siem Reap, in het noorden. Om onze gedachten te verzetten gaan we ’s avonds naar een show met Cambodjaanse dans. Dit was een van de weinige dingen die de Rode Khmer niet kapot heeft kunnen maken en waar de Cambodjanen zelf ook heel trots op zijn.



De volgende dag kraait de haan al om 5 uur. Dit is een dag waar we lang naar uitgekeken hebben, we gaan naar de beroemde tempels van Angkor Wat. Angkor Wat blijkt een verzamelnaam voor een heel gebied met tempels, dus de verwachtingen zijn hooggespannen. We besluiten AW zelf te bewaren voor later, en beginnen in de omgeving met de zonsopgang vanaf een berg. De stad direct naast Angkor Wat heet Angkor Thom, en heeft als grootste bezienswaardigheid de Bayon tempel. Deze is vooral bekend van de grote gezichten die vanaf alle hoeken op je neer lijken te kijken: 

Na Angkor Thom bekijken we nog verschillende andere tempels, waarvan sommige door honderd jaar oude bomen overwoekerd zijn. Alsof het zo hoort lopen de tempels en het oerwoud in elkaar over.



In Angkor Thom woonden ongeveer 1000 jaar geleden al 1 miljoen mensen. Je moet je voorstellen dat er toen in Londen 50.000 woonden…


Na de middag is het dan tijd voor het complex van Angkor Wat zelf. Dit is een hindoeïstische tempel,  en wordt beschouwd als het grootste religieuze bouwwerk ter wereld. De tempel is een van de belangrijkste overblijfselen uit de periode van het Khmer-rijk. Rond de tempel lag de stad Angkor Wat. Het complex is enorm groot, en je voelt je heel erg klein als je onderaan een van de 5 binnenste torens staat. We genieten van de tempels, en slaan deze dag op in ons geheugen om hem nooit te vergeten.

De dag erna huren we een auto met chauffeur om ons rond te rijden in de omgeving van Siem Reap. De chauffeur, meneer Poly, heeft een oog verloren in een auto-ongeluk. Hij werkt door de week in een winkel (waar we hem ontmoet hebben), en rijdt in het weekend toeristen rond om wat bij te verdienen. Voor de website van Poly klik dan hier of ga naar: http://sites.google.com/site/polypey/
We bekijken nog twee andere tempels in de omgeving, en gaan naar het landmijnmuseum. De landmijnen zijn een overblijfsel van alle oorlogen die in Cambodja hebben plaatsgevonden. Nu nog liggen er naar schatting 6 miljoen mijnen door het hele land. Het is dus levensgevaarlijk om op eigen houtje ergens uit de auto of bus te stappen en door de berm te lopen.  Het maken van een landmijn kost maar 1 dollar, maar het opsporen en onschadelijk maken kost 1000 dollar. In een land waar mensen honger hebben, is dit een enorm bedrag. Bij het landmijn museum hoort ook een kindertehuis, waar kinderen die bijvoorbeeld geen ouders meer hebben door de mijnen worden opgevangen. Op een bord staat wat ze graag zouden willen hebben. Het gaat om hele basale dingen, zoals handzeep, tandenborstels en shampoo.  Wil je helpen, kijk dan hier of ga naar: http://www.cambodialandminemuseum.org/
Het contrast kan bijna niet groter als we daarna de vlindertuin bezoeken. Honderden vlinders vliegen door een tuin die met een net is afgezet. Vol trots vertelt de jongen die ons rondleidt dat er binnenkort wordt gestart met het verschepen van 8.000 vlinderpoppen naar Nederland, voor een Nederlandse vlindertuin.



Terugblik Indochina
Helaas zit onze tijd in Cambodja er op, en reizen we terug naar ons startpunt: Bangkok. We maken de balans op van onze reis door het vroegere Indochina.
Als je nog nooit in Azie geweest bent, is Thailand zeker een aanrader. Het is er warm, het eten is fantastisch en zeker Chiang Mai in het noorden is een prachtige plaats. Thailand heeft een grote variatie aan landschappen en de mensen hebben het er niet slecht. Er zijn echter erg veel Westerse mensen, dus soms neigt het een beetje naar het Westen in Azie.
Wil je rust, ruimte en natuur, ga dan naar Laos. In Laos heeft het leven nog het tempo van 50 jaar geleden, en de voorzieningen soms ook. Je weet niet wanneer je aankomt bij je volgende bestemming en eet er wat de pot schaft. De grootste schat van Laos zijn de mensen, nergens anders zijn ze zo lief als daar.
Wil je iets meer Azie dan Thailand, en heb je meer tijd dan 2 weken, ga dan naar Vietnam. Vietnam is veel groter dan we dachten, en we hebben een paar mooie plaatsen (zoals de groene rijstvelden van Sapa en de zandduinen van Mui Ne) niet kunnen bekijken door tijdgebrek. Halong Bay was supermooi, en we hebben genoten van het rustige strand van Hoi An. Hanoi en HCMC waren wat minder, maar het Chinese Nieuwjaar was wel weer een bezienswaardigheid.
Kun je tegen hoge pieken en diepe dalen, kom dan naar Cambodja. Als de mensen ergens een betere toekomst verdienen, is het hier. De pracht en praal van bijvoorbeeld het koninklijk paleis staan in schril contrast met de gruweldaden van de oorlog, maar de mensen van Cambodja nemen alle twijfels weg. Ze zijn enorm trots op hun land, met de tempels van Angkor als hoogtepunt van hun cultuur.
Morgen vertrekken we naar Manilla; Philippines here we come!


ps. Erik heeft zich nog even in de watten laten leggen in het plaatselijke ziekenhuis :-)












zaterdag 12 februari 2011

Vietnam: Knallen, cruisen en kleermakers

Van het rustige Luang Prabang in Laos vlogen we naar Hanoi, de hoofdstad van Vietnam. Gelukkig gingen wij met Lao Airlines, en niet met Bangkok Airways:

Aangekomen op het vliegveld van Hanoi wachtte ons en de andere teenslipper-en-short-reizigers een eerste schok: het was potverdikkie koud in Hanoi! Daar hadden we niet echt bij stil gestaan, tot nu toe was de minimumtemperatuur ongeveer 22 graden geweest. Nadat we onze truien en broekspijpen aan hadden gedaan, raakten we aan de praat met een heel aardige Vietnamese mevrouw. Ze vertelde ons dat we net op tijd waren om het Chinese Nieuwjaar, dat ook uitgebreid gevierd wordt in Vietnam, mee te maken. We waren dus eigenlijk aangekomen op oudejaarsavond, zonder het zelf te weten!


Ons hostel in Hanoi zat aan een soort ‘Hofvijver’, die ook het middelpunt vormde van de Oud-en-nieuwviering. In de loop van de avond zag het letterlijk zwart J van de Vietnamezen, die zich allemaal rond de vijver verzamelden. Er werd overal eten verkocht, en mensen grillden vlees en vis op kleine barbecuetjes op benzine. Iedereen was dik aangekleed en ingepakt – inclusief wanten/mutsen/oorwarmers! – want inmiddels was de temperatuur gedaald tot ongeveer 10 graden. Er waren mensen die oude kranten verkochten,  deze bleken bestemd om op de stoep te gaan zitten. Pap, je had hier nog goede zaken kunnen doen…  Om 12 uur was het dan eindelijk zover en knalde het centrale vuurwerk. Het was echt supermooi! We voelden ons bevoorrecht dat we dit in Vietnam konden meemaken!

Op nieuwjaarsdag was alles uiteraard gesloten. Wij volgden het voorbeeld van vele Vietnamezen en maakten nog een rondje om de Hofvijver. Steef kreeg, zoals alle kleine kinderen, een hele mooie roze ballon waar ze trots de hele dag mee heeft rondgesjouwd. Het was nu tenslotte het jaar van de Kat, en dat moest gevierd worden.

De Vietnamezen maken op nieuwjaarsdag foto’s van elkaar bij de vijver. Als Westerse mensen vielen we erg op, er waren verschillende mensen die vroegen of ze met ons op de foto mochten. Ook de kinderen waren erg nieuwsgierig (goh mama die mensen hebben geen zwarte ogen, hoe kan dat?) en werden aangemoedigd om in het Engels iets tegen ons te zeggen. Zo zei een meisje van een jaar of vijf tot haar eigen verbazing:  Hello, how are you doing?

De volgende dagen leerden we ook de mindere kant van Nieuwjaar ( in het Vietnamees: Tet) kennen, namelijk dat alle winkels/musea/attracties dagenlang gesloten zijn. Hier hadden wij even niet bij stil gestaan… Toen hadden we bedacht om te gaan zwemmen, maar dat zou bij het Sofitel maar liefst 35 dollar per persoon kosten. Hmmmm… Dus gingen we naar de megabioscoop, een van de weinige dingen die wel open was. We hebben ons kostelijk vermaakt bij de nieuwe Disneyfilm Tangled en kwamen weer helemaal blij uit de bioscoop. Ook hadden we ruimschoots de tijd om koffie te drinken op de stoep met een groepje tieners, waar we in gebrekkig Engels een leuk gesprek mee hadden.

Hierna was het tijd voor een van de hoogtepunten van de vakantie, een trip naar Halong Bay. Ook wel genoemd: Bay of the Descending Dragons (baai waar de draken naar beneden kwamen). Dit is  170 km vanaf Hanoi en er zijn hele mooie karstbergen waar je tussendoor vaart. Vanwege overboekingen bij de touroperator gingen we niet 2 dagen maar maar 1 dag, maar goed: we gingen!
Ons houten scheepje gleed over het water en wij genoten van het uitzicht. We gingen ook nog een grote en mooi verlichte grot bekijken en kajakken naar een aantal binnenbaaien. (Valt het jullie ook op dat we ineens een wekelijks kano/kajak/raftuurtje lijken te hebben?) Gelukkig was de boot heel stabiel en werd Steef er helemaal niet ziek van. Moe maar voldaan kwamen we na een lange dag weer in Hanoi.



De volgende dag wachtte onze vlucht (600 km) naar het kleinere plaatsje Hoi An, ongeveer halverwege Vietnam. Steef wijst even aan waar het ligt:

Dit pittoreske stadje ligt aan de zee en aan een riviermonding en trekt veel bezoekers. De belangrijkste business van Hoi An zijn de vele kleermakers die in het centrum zitten. We zagen ook veel winkels met tweedehands schoenen die er niet zo goed uitzagen, maar deze waren bedoeld als ‘model’ voor schoenen die je op maat kon laten maken. Hoi An was ’s avonds gezellig verlicht met draken en lampionnen.


Omdat het ook lekker was om even uit te rusten, gingen we op onze huurfietsjes naar het strand. Vanwege de nieuwjaarsvakantie waren er ook veel Vietnamezen, er was echter een klein verschil in hoe wij naar het strand gingen en hoe zij naar het strand gingen:
Na het strand fietsten we weer verder door de rijstvelden, en hebben we ook een organic farm bezocht:
En weer heerlijk Vietnamees eten gekookt bij de beroemde Red Bridge cooking school.
Helaas moesten we na 4 dagen afscheid nemen van Hoi An voor onze vlucht naar Ho Chi Min City, het vroegere Saigon. Als je dacht dat Bangkok druk was, dan heb je HCMC nog niet gezien. Deze enorme stad is een grote luidruchtige mierenhoop van toeterend verkeer. Het is onmogelijk om te wachten met oversteken tot de weg vrij is (nooit), de regeling is dat je langzaam aanloopt en dat de miljoenen brommers om je heen rijden. Bovendien is het hier 34 graden en drukkend warm, dus we zweten heel wat af.

Steef ging met gevaar voor eigen leven wandelend naar de markt, en Erik bekeek de Co Chi tunnels. Deze liggen ongeveer 50 km buiten de stad en waren bedoeld als ondergronds dorp voor bewaren van voedsel. Toen de oorlog tussen Vietnam en Amerika begon, bleken ze erg effectief te zijn in de guerillagevechten en werden ze snel uitgebreid over grote delen van het platteland.
De tunnels zijn heel klein waardoor dat Westerse mensen er soms niet doorheen kunnen. Ze zaten vol met vallen en boobytraps om indringers te verwonden. De totale lengte van de tunnels is meer dan 200 km en de tunnels zijn 3 lagen diep in de grond gemaakt. Het is echt heel indrukwekkend dat er ondergronds zoveel mensen gewoond hebben.
Als alles volgens plan verloopt, komt het volgende bericht uit Cambodja - met een uitgebreid verslag van de wereldberoemde tempels van Angkor Wat.

dinsdag 1 februari 2011

Laos: Miljonairs aan de Mekong

Onze reis naar Laos begon in Chang Mai, in noord Thailand. ’s Avonds gingen we met de bus naar Vientiane, de hoofdstad van Laos. De chauffeur van de Van Driel bus reed als een gek door de donkere nacht, ik durfde niet meer te kijken (teveel bijna-dood-ervaringen) en heb toen mijn slaapmasker maar opgezet… Rond 5 uur arriveerden we bij een verlaten wegrestaurant, het bleek de Thaise versie van de Peter Langhout parkeerplaats bij de Tongelreep. We werden namelijk met verschillende minibussen overgeladen in een grote bus, die pas rond 8 uur vertrok naar de grens. Daar aangekomen moesten we lang wachten op het visum, en daarna weer lang op de bus waarmee we Laos gingen inrijden. Mijn oogjes vielen weer dicht in de bus, dus helaas geen foto van de beroemde Friendship bridge….

Afijn, uiteindelijk hadden we dan Vientiane gehaald. Laos is anders dan Thailand, veel rustiger en minder gejaagd. Bij de pinautomaat probeerden we met onze Rabo-pas het lokale geld te pinnen, maar dat ging niet zo soepel. Uiteindelijk zat er niks anders op dan 100 euro wisselen, wat ons direct miljonair maakte. Hiervoor krijg je namelijk ruim 1 miljoen Lao KIP (niet te verwarren met ‘lauwe kip’) Na wat zoekwerk konden we inchecken in een leuk guesthouse in het centrum, en de volgende dag met de stad de fiets verkennen. Om de Fransen (Laos was vroeger een Franse kolonie) nog de loef af te steken hebben ze in Vientiane hun eigen versie van de Arc de Triomphe, die net iets hoger is dan het origineel:

 Bij toeval belandden we daarna bij een Frans-Lao cultureel centrum, waar ze net een muziekfestival hadden.  Alsof we op het jaarlijkse dorpsfeest waren beland in Zuid-Frankrijk… Er werd flink gedanst en voor de kinderen hadden ze allerlei spelletjes. Ook kon je op de foto voor typisch Franse afbeeldingen, zoals een kasteel. Dat moet er voor de Laotiaanse mensen net zo exotisch uitzien als een tempel voor ons. Ik ben nog vereeuwigd als echte jonkvrouw J.

Na een paar dagen in Vientiane was het weer tijd om de bus te nemen naar Vang Vieng. Om 9:15 kwam de tuk-tuk ons ophalen, en gingen we naar het inmiddels welbekende fenomeen: verzamelpunt. 
Uiteindelijk vertrekt de bus na deze overstaptaferelen dan pas om 10:45. Het was gelukkig wel een normale bus met airco. Er gingen ook nog wat plastic stoelen mee, al snel werd het ons duidelijk waarvoor deze waren:

Zo konden er meer mensen mee met de bus en kon de buschauffeur nog wat zakgeld verdienen.


Onze bestemming, Vang Vieng, leek in eerste instantie een heel rustig plaatsje. We moesten nog een guesthouse zoeken en wimpelden wat te enthousiaste meneertjes af (‘we vinden wel iets goedkopers’). En inderdaad, zo geschiedde… Bij nadere inspectie van de kamer bleek deze echter te bestaan uit een matras op de grond, en er was ook geen badkamer. Iets in mij zei dat deze kamers bedoeld waren om per uur te huren, zoals ook diverse keren in Peking Express voorkwam… Uiteindelijk hadden we een simpele andere accommodatie gevonden, en wij naar het tuben.


Tuben is op de rivier drijven in een opgeblazen band. Hiervoor waren we te laat, want het duurt meer dan 2 uur om de rivier af te drijven en het was al na vieren (het is hier om 6 uur donker). Toen boekten we een kano-tocht, zodat we alsnog de rivier op konden. Nou jongens, hier zagen we het andere Vang Vieng. Ibiza kan het wel schudden, hier komt Laos! Iedere 50 m was er een bar langs de oever van de rivier. Hierop stonden tientallen dronken jongeren te dansen en te feesten. De muziek stond keihard, dus er was alleen nog gebarentaal mogelijk.




Van de ene naar de andere bar ging je met de opblaasband. Er was alleen wat weinig stroming, dus met de kajak gingen wij een stuk harder dan de feestende mensen (maar ze waren zo dronken dat ze er toch niks meer van merkten). Tot zover Vang Vieng, het was niet helemaal Steefs kopje thee zeg maar, meer dat van Erik.


Daarna wachtte ons de tweede ‘grote’ stad van Laos, Luang Prabang. Hierheen gingen we met de minibus, wat betekende dat Erik een aantal uur opgevouwen zat met zijn knieën omhoog. Steef zat heerlijk te dutten met veel meer beenruimte. De wegen in Laos zijn erg slecht en soms onverhard, wat betekent dat je een hele dag doet over 200 – 250 km.  Na een aantal uur maakten we een stop bij een klein dorpje in de bergen. Onderweg is vaak het eten niet goed, dus wij hadden broodjes meegenomen uit Vang Vieng. De mensen in de bergen in Laos zijn wel echt arm, dus we voelden ons best bezwaard met onze broodjes. Toen hebben we maar crackertjes uitgedeeld aan alle kleine kindjes, die ze gretig in ontvangst namen.

Luang Prabang is een mooie stad die op de werelderfgoedlijst staat. Wij boekten vol enthousiasme een excursie met de ‘slow boat’ naar de grotten van Pak Ou, en naar een waterval. De slow boat ging inderdaad echt langzaam, het duurde 2 uur om bij de grotten te komen. Wij passen ons aan aan het ritme van Azie, het heeft geen zin om hier te gaan haasten:

Helaas viel het erg tegen L. In de eerste grot stonden 4.000 boeddha’s (klinkt indrukwekkender dan het is, het zag er erg gemaakt uit) en in de tweede grot was het zo donker dat je bijna niks kon zien.




Gelukkig was het middagprogramma bij de waterval een stuk leuker. De waterval zelf was heel hoog en had diverse plateau’s. Het was heel mooi blauw, echt een vakantiekleur.




Vandaag hebben we nog wat door de stad gefietst en o.a. de hoogstgelegen tempel gezien. Hiervoor moesten we maar liefst 300 treden beklimmen (puf puf), hier sta ik zoals Roos Vanacker van Peking Express bovenaan de trap:
<< foto trap>>


Bij de tempel hoorde ook een monnikenschool, waar ze net bezig waren met de Engelse les. Ze leerden zinnetjes als:


  • -          What is your name?
  • -          Where are you from?
  • -          What is your nationality?
Wij boden ons direct aan als vrijwilligers J;  na kort overleg mochten we voor de klas komen staan en gingen ze ons in koor deze vragen stellen. Het was echt heel grappig om 35 in het oranje geklede jonge monniken nieuwsgierig te zien kijken.
Het is wel goed dat ze hier op school Engels leren, want het niveau ligt aanzienlijk lager dan in Thailand. Zo zei er iemand –goedbedoeld – tegen ons: ‘How can I hell you?’ J

’s Avonds op straat kwamen we nog een mooi voorbeeld van Laose volksmuziek tegen, het klonk ons bekend in de oren J

Morgen nemen we afscheid van het rustige Laos en gaat onze vlucht naar Hanoi (noord Vietnam), dus vanaf daar weer een update!