woensdag 29 juni 2011

Maleisië & Singapore: Van eiland naar Nederland

Hadden we jullie net verteld hoe goed de bussen in Maleisië waren, en daarmee natuurlijk het noodlot over ons afgeroepen…

Van de historische stad Melaka namen we de bus naar de havenstad Mersing. Toen we aankwamen bij het busstation van Melaka werd ons meteen gemeld dat de bus naar Mersing die dag niet ging. Dat was balen want we hadden ons kaartje al betaald. Volgens de busmeneer gingen we nu met de bus naar Kluang, dat is ongeveer halverwege. Daar zouden we dan overstappen op een andere bus. In Kluang was die andere bus er natuurlijk nog niet. Ze konden ook niet zeggen hoe lang het nog zou duren. Vreemd, want het was tenslotte hun bus toch? Ondertussen kregen we ook een gedeelte van ons geld terug (1/3 deel). Dat beloofde niet veel goeds, want ze geven je natuurlijk alleen geld als je niet met hun bus verder gaat. En inderdaad, na lang wachten kwam er een lokale rammelbus die om de 500 m ging stoppen, met geen airco (met 35 graden). Tot overmaat van ramp was het geld dat we hadden teruggekregen niet eens genoeg om het kaartje te betalen…. Hiermee waren we echt genept. Neem in Maleisië dus nooit een bus van S&S Express … Eenmaal in de bus reden we op een weg door de jungle met veel aapjes. We beeldden ons toen maar in dat we in de safaribus van de Beekse Bergen zaten om het leed enigszins te verzachten :-)

Afijn, 2 uur later dan gepland kwamen we aan in Mersing. Hier gingen we met de boot naar het paradijselijke Tioman eiland. Op het eiland zouden de mensen van onze accommodatie ons ophalen, maar er was niemand. Toen we ze belden zeiden ze dat ze meteen iemand zouden sturen. En inderdaad, 3 minuten later kwamen er 2 meisjes met hoofddoekjes op een brommer met zijspan (zoals een Filippijnse tricycle zeg maar) om ons op te halen.

Onze accommodatie op Tioman was heel simpel maar erg leuk. We hadden een houten ‘tuinhuisje’ met veranda, slaapkamer en badkamer. Zoals op meer plaatsen in Maleisië was er alleen koud water in de douche, maar wat doet het er toe met 35 graden. Ons huisje (a 15 euro per nacht) lag vlakbij het strand en we konden zo de zee zien. Erik zag nog een ontzettend grote hagedis van meer dan 2 meter rondscharrelen, gelukkig kon hij niet naar binnen:

Zeven dagen lang deden we helemaal niks, alleen op het strand liggen en boeken lezen. Steef las ongeveer 1 boek per dag, gelukkig waren er nog genoeg ‘ruilboeken’ op het eiland. Voor de lunch bestelden we een lekkere bananenshake en een fruitsalade. ’s Avonds aten we vers gevangen barracuda van de grill. Wat een leven hè :-) … Het leek wel Kinderen voor Kinderen.
Op een onbewoond eiland
Loopt niemand voor je neus
Ja, je voelt je d`r blij
Want lekker leven is de leus
Geen pietsie pech, want je hoeft er niets
Valt er niet van je fiets
Ligt op je luie haidewiets
Drinkt met je billen bloot
Melk uit een kokosnoot
Je wordt van zelf groot
Op een onbewoond eiland
Zijn alle dagen fijn
Op een onbewoond eiland
Daar zou ik willen zijn

Na 7 dagen moesten we helaas het paradijs weer verlaten. Om de bus op het vasteland te halen, moesten we met de eerste boot. Maar hoe laat ging die boot? Dat was helemaal niet duidelijk. Volgens het meisje van ons hotel ging de boot om 7 uur ’s morgens. Dus om half 7 sjokten we met al onze bagage in het donker naar de steiger. Er zaten al een paar mensen te wachten en in de loop van de tijd kwamen er nog meer mensen bij. Het leek meer de kaartverkoop voor Robbie Williams – maar nog steeds geen boot. Om 8:45 uur werden we dan eindelijk opgehaald, gelukkig hadden we toen meteen aansluiting op de bus naar Johor Bahru. Johor is de laatste plaats in Maleisië en de grenspost met Singapore. Hier konden we nog even onze laatste ringgits uitgeven voordat we op weg gingen naar ons logeeradres in Singapore bij Steefs Belgische collega Erik en zijn vrouw Sonja.

Het was erg leuk om Erik en Sonja weer te zien, het voelde een beetje als thuiskomen. Sonja had de Belgische radio opstaan (via internet) dus dat was voor Steef heel fijn om te horen. Om onze aankomst in Singapore te vieren, begonnen we met een lekkere Singapore Sling (cocktail). Proost!

Singapore is een klein landje op een eiland, een stadsstaat. Er wonen 4 miljoen mensen en het is het paradepaardje van Azië. Vergeet al het afval op straat en spugende mensen, in Singapore hebben ze alles verboden wat niet netjes is. Hierop staan ook strenge boetes, bijvoorbeeld 500 euro voor rommel op straat gooien, 500 euro voor wildplassen en 75 euro voor het niet doorspoelen van de wc. Ook mag je bijvoorbeeld niet eten of drinken in de metro.

In Azië kun je overal winkelen van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat maar Singapore slaat echt alles. Hier gaan de shopping malls letterlijk in elkaar over, stratenlang. Al deze glitter and glamour heeft natuurlijk wel tot gevolg dat er weinig koopjes te vinden zijn, de prijzen zijn er erg hoog.
Het appartement van Erik en Sonja lag vlakbij de botanische tuin. We hebben al veel tuinen gezien onderweg maar hierbij toch nog een paar erg mooie bloemen:


Na de tuin gingen we met de bus naar de wijk Little India. Onderweg zagen we ineens een evenement met allemaal tenten. Dus we sprongen snel uit de bus. Het bleek een promotiemarkt van de Thaise ambassade, met allemaal Thaise producten. Ook waren er optredens en modeshows. Speciaal voor Steef was er ook een lekkere (not!) opgemaakte Thaise man die kwam dansen:

De volgende dag gingen we samen met Sonja naar het museum- & entertainment eiland van Singapore, Sentosa. We begonnen de dag met een ritje op de Segway. Wij hadden dit in Nieuw Zeeland al eens gedaan maar voor Sonja was het even wennen (let ook op de knie- en elleboogbeschermers!)

Daarna gingen we naar Fort Siloso, dit was een fort met historisch museum over de Tweede Wereldoorlog. Het museum lag bovenop een berg, gelukkig was er een tram om de berg op te komen. In Singapore is het motto: gemak dient de mens.

In het fort kregen we een indrukwekkende rondleiding. De Japanners hebben in de Tweede Wereldoorlog na heftige gevechten Singapore veroverd op de Engelsen en er veel mensen gemarteld en vermoord. Singapore had namelijk een centrale ligging om de zeestraat tussen China en India te kunnen controleren. Nu kun je de verdedigingskanonnen nog zien:

’s Avonds gingen we naar de Night Safari. Dit is een soort Beekse Bergen maar dan speciaal ’s avonds geopend zodat je de nachtdieren actief kunt zien. Eerst gingen we met een treintje door het park maar dit was nogal lawaaierig. Diverse kinderen gilden hard bij het zien van een giraf of olifant, dus we kregen niet helemaal het safarigevoel. Gelukkig waren er ook wandelpaden waarbij je heel dicht bij de dieren kon komen.

De volgende dag gingen we op advies van Erik naar Marina Sands. Dit is een complex met hotels en winkels maar met bovenop een observatieplatform waar je de hele stad kan zien.

Tot zover niks heel bijzonders, dit hebben ze overal in grote steden weten wij inmiddels. Wat iets heel nieuws was, was de ‘infinity pool’ (het oneindige zwembad). Dit zat aan de rand van het platform en het zag er inderdaad uit alsof je zo over de rand zou zwemmen. Helaas was het zwembad alleen voor hotelgasten, waarschijnlijk hadden de kamers ook oneindige prijzen ;-)

Ons verblijf in Singapore was natuurlijk niet compleet zonder een barbecue. Toen collega Erik – een echte barbecuefanaat - vanuit Best naar Singapore vertrok, kreeg hij van de afdeling een grote elektrische barbecue in een koffer. Deze wordt in Azië inderdaad regelmatig gebruikt!

Na de barbecue gingen we nog even het nachtleven verkennen bij Clarke Quay. Hier hebben ze allerlei nieuwe horecapanden gebouwd in koloniale stijl. Ook hier geldt: hoe gekker, hoe beter. Zo kon je bijvoorbeeld naar het ‘ziekenhuis’,  waar je een emmer spuiten (cocktails) kon bestellen, of jezelf aan een heus drankinfuus laten aansluiten.

Op zondag was onze logeerpartij helaas ten einde. Erik & Sonja, nogmaals bedankt voor alle gastvrijheid, goede zorgen en Singapore tips! We namen het vliegtuig naar Bangkok, vanwaar we op maandag naar huis zouden vliegen. In Bangkok lieten we onze bagage op het vliegveld en gingen met de metro en taxi naar Khao San Road. Hier zijn we in januari en februari ook geweest, het is de backpackersbuurt van Bangkok. We hadden nog wat Thais geld om een paar leuke dingen te kopen en wat te eten. Erik ging nog even genieten van een heerlijke massage. ’s Avonds gingen we naar ons hotel bij het vliegveld, zodat we de volgende dag zeker op tijd zouden zijn voor onze vlucht.
Aan alles komt een eind, en ineens was het eind van onze zes maanden vakantie dan in zicht. Hoewel we ons er erg op verheugd hadden dat we weer naar huis zouden gaan, was het ook wel weer even slikken….

Na een lange vlucht kwamen we aan op het vliegveld van Düsseldorf. Hier stond warempel een welkomstcomité in de vorm van Steef’s vriendinnen Loes, Wilma en Wilma’s dochtertje Nienke. Aangezien Nienke geboren is in april van dit jaar hadden we haar nog niet kunnen bewonderen. Echt heel fijn dat ze gekomen waren!

De ouders van Steef waren er ook en waren toch wel heel blij dat we weer thuis waren. Met z’n allen gingen we thuis nog wat drinken. Ons huis was heel feestelijk versierd door onze nichtjes Kyra en Anoek!

Op onze eerste echte dag thuis zaten we meteen in een druk programma. De ouders van beide kanten kwamen gezellig langs voor de lunch, die Jan & Toos hadden meegenomen (dat was fijn want we hadden niks in huis). Daarna gingen we onze auto’s ophalen bij tante Nellie, waar we natuurlijk ook weer even moesten vertellen hoe het allemaal geweest was. Toen snel door naar het avondeten want de familie van Erik’s kant kwam op de koffie met gebak. Jullie begrijpen dat we moe in bed ploften met onze jetlag….

Zo, nu weten jullie allemaal dat we weer stevig met onze voeten in de Brabantse klei staan. De eerste paar dagen zijn we nog even druk met uitpakken, wassen, de post bijwerken etc. maar we hebben weer zin om jullie allemaal te zien en gezellig bij te kletsen. We weten niet hoe jullie het ervaren hebben maar  voor ons is het half jaar voorbij gevlogen!
Om het af te leren :-) komt er nog één stukje: ons eerste weekje thuis en een overzicht van de hoogtepunten (en dieptepunten?)

dinsdag 14 juni 2011

Maleisië deel 1: Een culturele mix

Vanuit China kwamen we op vrijdagavond aan in Kuala Lumpur (KL). Hier wachtte ons een warm onthaal, in de letterlijke zin van het woord. Het was ongeveer 35 graden en drukkend benauwd. Met onze 50 (!) kilo bagage een hele opgave om bij het hostel te komen, maar daar konden we dan ook lekker de airco aandoen.

Het is maar goed dat we 4 maanden geleden zijn gestopt met het maken van een reisplan, anders hadden we het plan vast ambitieus ingezet voor Maleisië. We waren even vergeten hoe heet het kan zijn…  Nu hadden we geen plan maar na enig speurwerk in de Holy Planet besloten we ons te beperken tot 4 plaatsen: KL, Cameron Highlands, Melaka en Tioman eiland. Voor een veelzijdig land als dit een beperkte keus, maar in de zonnesteekweken van Primafoon terecht komen leek ons ook geen goed idee.

Goed, Kuala Lumpur dus… De bekendste attractie van KL zijn de Petronas torens. De tickets hiervoor zijn gratis maar dan moet je wel om 8:30 uur er zijn om een timed ticket af te halen. Dat leek ons niet handig. Ons hotel lag in Chinatown en daar waren genoeg andere bezienswaardigheden.  We gingen naar de Sentral Market en verbaasden ons over hoe georganiseerd en netjes de markt was. Hier geen dubieuze eetstalletjes en schreeuwerige verkopers, maar een nette hal met allerlei kleine winkeltjes. In de winkelstraat van Chinatown, Jalan Petaling, was het meer zoals in de rest van Azië: drukke verkopers en overheersende etensluchtjes. Erik keek nog even rond voor schoenen, wel goedkoop maar kwalitatief niet goed.

Wat meteen opviel aan Maleisie is dat de mensen echt een culturele mix zijn. Er zijn 3 grote bevolkingsgroepen: Indiers, Chinezen en Maleisiers. Omdat er mensen zijn van allerlei kleuren en maten vallen we ook wat minder op. (Dit betekent ook dat onze modellencarriere afgelopen is...). De culturele mix blijkt ook duidelijk uit het eten, dat hier heel lekker is. We gingen naar het Indiase restaurant en bestelden voor 2 euro een menu. Eerst brachten ze een placemat van bananenblad. Wij waren deze nog aan het bekijken toen er iemand kwam met een aantal bakjes. Hij deed van alles een schepje op ons bananenblad. Het was dus geen placemat maar een bord… Nadat het minibuffet zo was uitgestald gaf de ober aan dat we konden beginnen. Maar we hadden geen bestek – in India eten ze met hun handen. Gelukkig was er op verzoek wel bestek want rijst en currysaus met je vingers naar binnen werken is toch voor gevorderden :-).


Op zondag gingen we naar het vogelpark. Dit is overdekt waardoor de vogels (niet de roofvogels natuurlijk) vrij kunnen rondvliegen. Er waren hele mooie grote, kleurige soorten. Ze deden ook een show waarbij de vogels een paar grappige trucjes lieten zien, zoals bordjes omdraaien en over de tafel racen met mini-fietsjes. Wel in een diervriendelijke sfeer en veel minder commercieel dan de dierentuin van Steve Irwin.

Maandagochtend gingen we naar het postkantoor om een pakje naar huis te sturen. We hadden zo’n 13 kilo bij elkaar geharkt aan souvenirs en kleren die we niet meer nodig hebben (dikke vesten enzo) die we wilden opsturen. Na wat geharrewar hadden we een doos bemachtigd om alles in te stoppen. Helaas kwamen we er toen achter dat je maar 10 kilo mocht versturen… Dus dat werd een selectie maken. De postkantoormevrouw probeerde nog even of we het toch niet met de luchtpost wilden doen, maar dit kostte 270 ringgit (ongeveer 60 euro) in plaats van 16 euro in de zeecontainer. De keus was snel gemaakt ;-)

’s Middags gingen we met de bus naar de Cameron Highlands. Dit ligt op ongeveer 4 uur rijden vanaf KL en staat bekend om zijn theeplantages. Bijkomend voordeel voor blanke bleekscheten is dat het in de bergen is, waardoor de temperatuur in de zomer tussen de 20-25 graden varieert. Een stuk beter dus! 

Vanuit het hostel konden we allerlei excursies boeken, bijvoorbeeld naar het hoogste punt van de highlands. Dit is ongeveer 2300 m en je had er een schitterend uitzicht over de theevelden. Vlak onder de top lag het het ‘mossige regenwoud’. Dit oerbos was 230 miljoen jaar oud en had vanwege het speciale klimaat (hoog & vochtig) een bijzondere plantengroei. De gids plukte blaadjes van allerlei bomen en legde uit dat ze gebruikt werden als medicijnen. Zo was er bijvoorbeeld een blad dat je moest gebruiken om het bloeden te stoppen als je was gebeten door een bloedzuiger. En een plant met een kelk waarin de vliegjes vastplakten zodat ze konden worden opgesnoept.


Daarna was het tijd voor de theeplantage van BOH thee. Voor ons geen bekende naam, maar wereldberoemd in Azië. De theeplantage is opgezet door een Engelsman, John Russel, en nu nog steeds in handen van zijn familie. De theestruiken (eigenlijk bomen!) op de foto zijn van 1929 maar worden iedere 3 jaar gesnoeid om ze zo laag te houden. Dit is beter voor de kwaliteit van de thee en natuurlijk veel makkelijke voor het plukken van de jonge blaadjes.


In Cameron Highlands waren ook veel andere attracties, waaronder de vlindertuin. Onderweg hebben we al heel wat vlinders mogen bewonderen, maar dit waren toch wel de allergrootste!

Niet alleen de vlinders waren groot, ook de andere dieren die ze hadden. Ook de kevers waren niet bepaald klein te noemen. Steef durfde dit exemplaar alleen vast te houden op een stokje:

Behalve de thee staat Cameron Highlands ook bekend om de aardbeien. Om souvenirs in te slaan, gingen we naar de avondmarkt 1 dorpje verderop. Als echte wandel-diehards namen we niet de taxi maar gingen we door het bos lopen. Helaas barstte er net een regenbui los, dus met onze mooie blauwe plastic poncho’s aan glibberden we door het bos. Gelukkig waren er weinig andere toeschouwers, anders hadden ze vast gezongen: “Waar komen jullie toch vandaan? Kunnen jullie door een waterkraan?” Helemaal doorweekt kwamen we dan bij de markt. Erik zag iets raars op Steef haar oor, het was een bloedzuiger.. Brrr… En natuurlijk nét die speciale bladeren niet in de buurt he. Gelukkig stopte het bloeden vanzelf na ongeveer 3 uur.

Van de schrik bekomen stortten we ons toen maar op de souvenirs.  Er waren minstens 1 miljoen dingen met aardbeien: aardbeienkussens, aardbeiensloffen, aardbeienshirts, aardbeienmagneten enzovoort. Natuurlijk bleef er toch wat aan ons plakken, daarom kan Steef nu heerlijk slapen in haar aardbeienpyjama en blijven we voortaan droog dankzij onze grote aardbeienparaplu. Bleek die paraplu niet in de koffer te kunnen…. Hij hangt nu aan de rugzak van Steef – heel handig (ahum).

Na een paar volle excursiedagen wilde Steef even lekker uitrusten. Erik kreeg er nog geen genoeg van, hij wilde nog naar de rafflesia. Dit is de grootste bloem ter wereld, en hij bloeit maar enkele dagen. De tocht ernaar toe was ongeveer 1 uur over de verharde weg en dan nog 30 minuten de berg op. Aangezien het in Cameron Highands vaak regent, was het een enorme modderboel met diepe sporen. Zonder een jeep met 4-wielaandrijving was het nooit gelukt. Door elkaar geschud werden Erik en de andere groepsleden boven afgezet en dachten wel even naar de bloem te lopen. Het zou ongeveer 75 minuten lopen zijn… Na 2 uur wandelen, klimmen, lopen over bruggen die drie bamboestengels breed waren en springend over rotsen in een riviertje kwam bijna iedereen toch droog bij de bloem. Het was erg mooi om zo diep in het regenwoud een reuzenbloem te zien van bijna een meter doorsnede. Eerst was het tijd voor foto’s en daarna gaf de gids uitleg over de bloem. Bleek het geen bloem te zijn… maar een paddenstoel in de vorm van een bloem om insecten aan te trekken en op te eten!


Na de heerlijke koelte van de Cameron Highlands wilden we naar Melaka. Dit is ongeveer 7 uur naar het zuiden rijden. Omdat het onduidelijk was of we de busaansluiting in KL zouden halen, boekten we daar nog maar een nachtje. Ja en die torens he…. We zijn toch maar even gaan kijken. Niet erin, dat ging niet meer, maar toch nog een fotootje ‘by night’.

De volgende dag namen we dan de bus naar Melaka. Nou hebben wij in Azië al veel met de bus gereisd, maar de lange afstandsbussen in Maleisië zijn wel bijzonder fijn. We waren opgestapt bij het busstation in de buurt, en na 10 minuten in een shuttlebus moesten we overstappen op een andere bus. Deze was er echter nog niet, en iemand zei dat we binnen konden wachten (airco, dus altijd beter dan buiten). Het zag er binnen heel hip uit, het leek wel een koffiebar. Erik zag een ober en zei voor de gein: “1 koffie en 1 thee graag :-)”  Bleek het inderdaad zo te zijn dat die meneer ons van drinken ging voorzien. We kregen ook een schaaltje met koekjes, maar het waren geen zoete cakejes ofzo maar nasiballen. Even wennen om 10 uur ‘s ochtends maar het smaakte heerlijk. Wat ons betreft kon de bus nog wel even op zich laten wachten, wij zaten daar prima in de
‘bus-inesslounge’.

Na een vlotte busrit kwamen we dan aan in Melaka, een stad met een lekker zuiderse sfeer. Steef vindt het een combinatie van Havana en oud-China. Melaka is veel kleiner dan KL maar met een interessante koloniale geschiedenis. Vroeger (1641 tot 1825) was de stad namelijk Nederlands bezit  - veroverd op de Portugezen. Melaka lag namelijk heel centraal voor de handel in specerijen, en werd hiermee tijdelijk het hoofdkwartier van de VOC. In het Stadhuys in Nederlandse bouwstijl zagen we een lijst van Nederlandse gouverneurs, waaronder Jan van Riebeeck. Voor ons een ‘oude bekende’, want na zijn tijd in Azië stichtte hij Kaapstad. Ook zijn er nog straten met Nederlandse namen zoals de Jonkerstraat en de Heerenstraat. In het Stadhuys zat ook een ‘Dutch bakery’, en wij hadden inmiddels wel honger gekregen van al die geschiedenis. Helaas was de bakkerij een opstelling van het museum, en niet een verdwaald filiaal van Bakker Bart . Toen gingen we maar lunchen bij een Chinees restaurant met de lokale specialiteit van kippenrijstballen.


Op aanraden van Steef’s collega Soo gingen we ook naar het Baba-Nyonya museum. Dit ging over Chinezen die zich vanaf 1500 in Maleisië hebben gevestigd, en met Maleisiërs zijn getrouwd. Een interessante culturele mix. Het museum bestond uit 3 herenhuizen die aan elkaar zaten. Aan de voorkant van het eerste huis was een bruidskamer. Hier gingen de bruid en de bruidegom elkaar na het huwelijk voor het eerst ontmoeten – ze waren door families aan elkaar gekoppeld. Om ze voorgoed aan elkaar te verbinden, stond er ‘sticky rice’ (plakrijst) op het huwelijksmenu. Ook zagen we een grote bamboe manden met verschillende lagen, hierin deden ze de huwelijkscadeaus. Volgens een zeer enthousiaste gids was het nu niet meer nodig om een grote mand te gebruiken, voor een diamant en een creditcard was een klein mandje ook groot genoeg :-). Verder zat er in de kamer ook een toilet, omdat het normale toilet buiten aan de achterkant van het huis zat. In de vloer van de kamer was een klein luikje, als je er in naar beneden keek zag je wie er voor de voordeur stond. Mocht je helemaal niet van het bezoek gediend zijn, dan had je altijd nog het reservoir van het toilet…. Het luikje was zeg maar een ‘pee(p)hole’…Wij kwamen niet meer bij….

In de buurt van Melaka ligt het park Mini-Maleisie en Mini-Azië. Hier laten ze zien hoe de traditionele huizen in de verschillende regio’s eruit zien. Net toen we even wilden gaan zitten, riepen ze om dat er bijna een show begon. Dat wilden we natuurlijk wel zien… Het ‘showballet’ bestond uit drie dames en 1 heer, in hele mooie kostuums. Aan het eind van de show nodigden ze de toeschouwers uit om op het podium te komen, dus we vielen weer net met onze neus in de boter. Gelukkig was het stuk dat we mee mochten dansen niet zo moeilijk, het bestond uit een soort Sirtaki, een lokale variant op de Klompendans en een paar rondjes inhaken. Kwam onze vroegere carnavalservaring toch maar mooi van pas…



In Melaka kun je, naast historische,  ook hele hippe dingen doen. Steef wilde graag naar een minicursus zeep maken, dus ging Erik er ook maar mee naar toe. We kregen zeep in een soort schijven, die we klein moesten snijden. Deze ging daarna in een pannetje om te smelten. Ondertussen maakten we een ‘limoenschijfje’ van zeep, dit werd later de finishing touch. Onze gesmolten zeep ging met geurdruppels in een bekertje, samen met de later gemaakte ‘ijsblokjes’. Het limoenschijfje erop en na een uur hadden we een mooie cocktail (of was het een mocktail?) gemaakt. Zie hier het resultaat!

Volgende keer: het – hopelijk- paradijselijke eiland Tioman, en een Belgisch weerzien in Singapore!
PS. Het is ook weer fijn dat we bijna naar huis komen :-). Dan zien we jullie allemaal weer!




zondag 5 juni 2011

China deel 2: De grote Philips-reünie

Vanaf Lijiang gingen we met de bus naar Dali. We vonden het wel prima dat we even niet hoefden te vliegen (luxeprobleem), maar dat we lekker gingen relaxen in de bus. Dat bleek niet helemaal waar te zijn, de bus was een grote kakofonie van luidruchtige Chinezen. De buschauffeur zette een Chinese film op, waardoor de voortdurend bellende medemensen nog harder moesten praten in hun mobiel om hier bovenuit te komen. We probeerden een dutje te doen, maar de persoon achter ons had als sms-geluid een wekker…. Er zat niks anders op dan deze geluidsterreur met terreur te bestrijden. Steef nam haar toevlucht tot haar MP3-speler met de Party Animals.

Dali was een erg leuk plaatsje met veel gezellige winkeltjes. Het was ook een stuk minder druk dan Lijiang. Ook Europeanen hebben Dali gevonden als woonplaats, een aantal winkeltjes werd gerund door Europese mensen. We genoten van een lekker bruin walnotenbrood en een kaasplankje… Een ware delicatesse. In Dali hadden we een vrije dag (ja ja mensen, een zeldzaamheid in China!). We pakten onze huurfiets en gingen door allerlei plattelandsdorpjes rijden. Van al dat gefiets hadden we honger gekregen, dus tijd voor de lunch. Helaas waren er geen restaurants ofzo in deze dorpjes, dus kochten we bij een buurtwinkeltje maar een Chinese eierkoek. We aten onze koek op het dorpspleintje onder grote belangstelling van de plaatselijke, tandeloze oude mannetjes. Ze praatten alsmaar Chinees tegen ons, dus praatte Erik maar Nederlands terug. Ondanks de taalbarrière was het gezellig.

’s Avonds hadden we een les Tai Chi geboekt. Er kwam een hele aardige leraar in een glimmend pak om ons de beginselen bij te brengen (het pak leek een beetje op een pyjama). Na de demonstratie moesten we zelf aan de slag. Wat is dat moeilijk zeg! Je moet je erg concentreren. Als een stel houten klazen deden we de oefeningen zo goed mogelijk na, maar het viel niet mee. Respect voor de Tai Chi mensen :-)

Vanuit Dali gingen we met de bus naar Kunming. Hier hadden we een excursie naar het Stenen Woud, een groot park met bijzondere rotsformaties. Dit was blijkbaar echt de topattractie van de regio, talloze touringcars reden af en aan. Gelukkig slaagden we erin de groepen zoveel mogelijk te ontwijken, en gingen we even uitrusten bovenop een berg. Er kwamen wat Chinese mensen, die met ons op de foto wilden (we zijn er aan gewend :-) dit gebeurt dagelijks). Dus wij poseerden braaf voor de foto. Toen de foto gemaakt was, kwamen er nog meer. Een hele bus vol…. Ze wilden allemaal een foto met ons…. Daar ging de rust haha. Wij zijn gewend om een foto te maken waar zo min mogelijk andere mensen op staan,  maar hier denken ze daar heel anders over. Erik riep voor de grap dat het 10 yuan (1,10 euro) per foto kostte :-)

Na Kunming ging de reis naar Yangshou. Dit is een klein plaatsje aan de rivier, tussen de karstbergen. We maakten tochtje over de rivier op een bamboevlot. Een man met een stok (soort gondelier zeg maar) moest het vlot vooruit duwen. Na een paar minuten kwamen we bij een kleine stroomversnelling, waar het vlot een stukje naar beneden zou vallen. De meneer had ons alleen niet zo goed gewaarschuwd dat het best wel eens erg nat zou kunnen worden… We konden nog net voorkomen dat ons fototoestel water schepte. Steef had ook meteen een natte broek (gek is dat, er hoeft maar water in de buurt te zijn en ze is meteen drijfnat), terwijl de mensen op de andere vlotten hoogstens een paar spetters hadden.

Na het tochtje op de rivier gingen we nog een heuvel beklimmen. In China hebben ze voor iedere heuvel, berg of steen wel een toepasselijke naam gevonden, en dit was ‘Moon Hill’.  Met 800 treden naar boven hadden we heel wat flesjes water nodig om de top te bereiken. Maar ja, dan sta je ook op de maan he…

's Avonds speelt zich in Yangshou op en langs de Li en Yulong rivieren een heel spektakel af. Zhang Yimou, China's bekendste regisseur, heeft hier in de buitenlucht tussen bergen en rivier, een show neergezet waarbij maar liefst 500 spelers een Chinese love story opvoeren waarbij de omliggende bergen spectaculair verlicht zijn. De regisseur is vooral bekend geworden vanwege zijn rol bij de openingsceremonie van de Olympische Spelen in Peking. Een van de mooiste dingen aan ons verblijf in China!

In Yangshou verbleven we in de Giggling Tree, een soort farmstay van een Nederlands stel. Zij waren eerst reisleiders geweest in China voordat ze de boerderij kochten die ze verbouwden tot hotel. We zagen op de foto hoe de koop bezegeld werd met de vingerafdrukken van 26 mensen uit het dorp. In de Giggling Tree hadden we ook een vrije dag. Erik ging naar de kalligrafieles om mooi Chinees te leren schrijven. Het was echt heel moeilijk, het gaat niet alleen om de tekens maar ook om de volgorde en dikte van de afzonderlijke streepjes. Maar de juf was erg trots op hem. Steef verheugde zich erop wat ze allemaal níet ging doen: niet koken, rondfietsen, kung fu’en of naar het modderbad. Maar even heerlijk relaxen met een boekje. Het was tenslotte vakantie :-)

Vanaf Yangshou wachtte de transfer naar naar Ping’An. Omdat het een lange weg was, stopten we onderweg bij een theeschenkerij. Een aardig meisje ging ons laten zien hoe de theeplanten eruit zien en wat de beste thee is. De thee die wij in Europa drinken is afval, dat mag niet eens thee heten ;-). Daarna gingen we natuurlijk thee drinken maar daar hoorde weer een heel ritueel bij. De ene thee moest gemaakt worden met theewater van 95 graden en de andere van 80 graden. Ook hadden ze een mannetje van klei waar je water overheen moest gieten, en als hij dan ging plassen dan was het goed. Zeg maar de Chinese variant van Manneken Pis – ze kopiëren alles in China… Uiteindelijk hadden we geen thee gekocht, wij vinden het Europese afval toch lekkerder.

Ping'An ligt in de bergen en staat bekend om de rijstterrassen. Na een lange rit over allerlei haarspeldbochten (het leek op de weg van de Vesuvius) kwamen we op een grote parkeerplaats. Vanaf hier moesten we lopen, want het dorp is niet met de auto bereikbaar. Het was heel mistig, dus van de rijstvelden was weinig te zien. Gelukkig was het de volgende morgen opgeklaard, een perfecte dag om te wandelen. Met een gids liepen we van dorp naar dorp. Onderweg kwamen we allemaal vrouwen tegen met hun haar opgestoken. Vanaf het moment dat ze trouwen, knippen ze hun haar niet meer. Tegen betaling maken ze hun haar los en laten ze je het zien. We weten nu ook wat het geheim is van mooi zwart haar: wassen in water waar je de rijst in gekookt hebt. Dus dan witte gullie da ok :-).

Aan het eind van de dag moesten we een stuk met de lokale bus om weer terug te komen naar Ping’An. Onze gids had al gezegd dat we ook moesten overstappen. Het was alleen een beetje pech dat de bus waarin we moesten overstappen pas over een uur zou komen. Wij drieën en twee Duitsers stonden in de middle of nowhere te wachten…. Tot er een auto aankwam. Erik sprong ervoor (hij dacht aan Peking Express!) en een van de Duitsers regelde dat we allemaal meemochten, de berg weer op. Zo gaat dat in China.

Na Ping’An was ons door China Online geregelde excursieprogramma afgelopen en waren we weer aangewezen op ons boerenverstand. Voordeel was dat we vanaf daar naar Shanghai gingen, waar Erik al vaak geweest is. Dankzij zijn spaarpunten konden we logeren in het 5-sterren Regal Hotel. Bij aankomst vielen we enigszins uit de toon met onze afritsbroeken en sandalen. Het was wel heel heerlijk om even in een echt luxe hotel te zitten, met alle gemakken vandien. Zo kwam er iedere dag rond 6 uur ‘s middags iemand om onze (elektrisch bedienbare) gordijnen dicht te doen, het bed open te slaan, en onze badslippertjes ervoor te zetten. En ’s ochtends kwam er een mevrouw onze kalender omdraaien. Verder had Steef housekeeping gebeld voor de ‘hoofdkussen-service’, waarna er na 3 minuten een speciaal kussen gebracht werd. En natuurlijk hebben we lekker gegeten van het uitgebreide ontbijtbuffet en gezwommen in het zwembad.

Shanghai is een moderne stad met allerlei hoge wolkenkrabbers. In de zakenwijk, Pudong, namen we de lift naar de 100e verdieping van het Shanghai World Finance Center. Dit gebouw wordt ook wel de flessenopener genoemd en heeft het hoogste observatiedek ter wereld (494 meter). De vloer was gedeeltelijk van glas dus je kon alles beneden je goed zien. Sommige mensen kregen wat last van hoogstevrees…. Ook ’s avonds waren de verlichte wolkenkrabbers indrukwekkend om te zien.
Omdat er veel buitenlanders komen, zijn ze in Shanghai veel meer gewend aan Europese mensen. Er waren ook veel meer ‘normale’ wc’s, heerlijk :-). Ook zien de mensen er wat hipper uit dan in de rest van China, en de kinderen ook.

Als we het hippe Shanghai even buiten beschouwing laten, is het voor ons niet makkelijk om kleding te kopen in China. Volgens lokale maatstaven zijn wij veel te groot en moeten we onze toevlucht nemen tot XXXL. De dames van de winkel roepen dan heel enthousiast: “Yes, we have BIG size for you!”  Moeten we hier nu blij mee zijn haha…. Verder komt de Chinese mode niet helemaal overeen met de Westerse mode, ze houden veel meer van tierelantijntjes. Het motto ‘overdaad schaadt’ kent waarschijnlijk geen vertaling in het Chinees.

In Shanghai hadden we ineens iets was we al maanden niet meer hebben: een sociaal leven! We wilden nog met allerlei mensen afspreken. Dus gingen we uit eten met Steef’s collega Jessie en haar man Ray, en met met Erik’s collega Alex. Hij nodigde Erik meteen uit voor een teambuildingsmiddag bij Philips, de volgende dag. Dus ging Erik zoals vanouds naar het kantoor in Shanghai, wat leidde tot verbaasde gezichten van enkele Nederlandse collega’s die er ook waren! Het team van Erik was tweede geworden bij de sportmiddag.

Onze volgende bestemming was Suzhou. Dit was maar een treinritje van 40 minuten. Suzhou heeft veel kanalen en gezellige winkeltjes. Steef wilde graag naar het zijdemuseum, Erik was hier al ooit geweest. In het museum hadden ze ook een aantal dienbladen met zijderupsen, die zich tegoed deden aan het groen. Dit maakte een raar knisperend geluid, je kon goed horen dat de rupsen aan het eten waren. Verder bekeken we op zondagmiddag de Tiger Hill, die een stukje buiten de stad ligt. En we hebben lekker gegeten bij Erik’s collega Gerry en met collega Tony.

Na Suzhou hadden we nog maar één plaats tegoed, namelijk Hangzhou. Deze stad is bekend vanwege het West Lake, een groot meer. We pakten een fiets van het rode fietsenplan en reden rond het meer.

Onderweg kwamen we langs een park met hele mooie pauwen die speciaal voor ons wel een showtje wilden geven.

 Toen we weer verder gecrosst waren en even later wilden stoppen om een tempel te bekijken, kwam er een enthousiaste klas met schoolkinderen aan. Dus daar gingen de fotomodellen weer :-)

Hangzhou is een erg groene stad met veel parken. Net buiten de stad bezochten we de Linying tempel. Voor de verandering hadden ze geen gouden boeddha’s maar witte boeddha’s. Veel mooier vinden wij.

’s Avonds mochten we aanschuiven bij het familiediner van Steef’s collega Richard. Ter ere van 1 juni, kinderdag in China, ging de hele familie uit eten en wij mochten zomaar mee. De twee kinderen bij het etentje wilden ons graag laten horen dat ze ook een paar liedjes in het Engels konden zingen. Wij stelden voor dat we de hele familie dan ook een liedje in het Nederlands zouden leren. Na het eten gingen de stoeltjes aan de kant en zongen er 7 Chinezen en 2 Nederlanders: “Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen…!”

Na Hangzhou was het alweer tijd om China te verlaten. Nu waren we eigenlijk net gewend aan China en Chinezen. Met name de communicatie blijft lastig, in China spreekt echt bijna niemand Engels. En als er Engelse tekst staat, is het vaak verkeerd vertaald. Voor mensen die zich afvragen waar de aliens ooit zullen gaan logeren als ze landen: wij weten het – in Kunming.

Chinezen kunnen vaak ook geen Westers schrift lezen, dus hebben we geleerd dat we bij het hotel in het Chinees geschreven briefjes vragen met nuttige dingen zoals: ‘We willen naar het treinstation’ (voor de taxichauffeur). Ook moet je altijd een visitekaartje van het hotel meenemen, dan kun je dat nog laten zien. Of het hotel opbellen en je telefoon aan de taxichauffeur geven, zodat ze gezellig samen kunnen keuvelen over de route. Maar laten we eerlijk zijn, China zou veel minder charmant zijn als alles heel makkelijk ging. Ga je naar China, dan beleef je een avontuur!

O ja, we zouden nog wat vertellen over het backpacken. Jullie denken vast dat bij ons alles op rolletjes verloopt, maar dat is echt niet het geval. Zo is Erik van huis vertrokken met een rugzak, die onderweg kapot is gegaan. Dus in Australie bij de kringloopwinkel een koffer gekocht. Deze koffer was helaas een maandagmorgenexemplaar en ging in China alweer kapot. Dus in China op de markt maar een nieuwe koffer aangeschaft…. Probleem is natuurlijk dat onze bagage erg intensief versleept wordt, namelijk iedere 3 dagen. We hopen dat deze koffer het tot Dusseldorf uithoudt.

Verder kwamen we uit Australië met 3 weken vuile was in onze bagage. Vanwege het wisselvallige weer was het niet meer mogelijk om daar de was te doen, dan zou hij natregenen aan de lijn. Maar we dachten, geen probleem, in Azië is was maar 1 euro per kilo dus dat is zo geregeld. Niet in China, want hier hebben ze het ‘stuksconcept’.  Met ongeveer 50 stuks werd dit toch wat te gek. Dus gingen wij vanuit ons luxe hotel in Beijing met onze twee tassen was naar het dichtstbijzijnde hostel, waar je voor 1,50 euro de wasmachine kon gebruiken. Na 3 weken in China herhaalde dit probleem zich, maar toen zaten we gelukkig zelf in een hostel, waardoor de faciliteiten wat handiger voor ons waren. Verder zijn er in de afgelopen maanden de nodige kleren verwassen, kwijtgeraakt in de was of überhaupt niet meer schoon geworden (niet zo gek als ze in de rivier wassen), dus we nemen ons voor om in Maleisie alle oude kleren achter te laten.
Volgende keer: Onze eerste belevenissen in de hitte van Maleisië, waar we aankwamen met enige overbagage!























zaterdag 4 juni 2011

China deel 1: Keizers, kleisoldaten en knuffelberen

*** Dit bericht is van 18 mei, maar konden we niet eerder plaatsen omdat onze weblog geblokkeerd was in China***

Ni Hao! Daar zijn we weer, vanuit het land met de meeste inwoners ter wereld, China.

Na een turbulente vlucht (waarin Steef dubbel van het vliegtuigeten mocht genieten) kwamen we aan in Beijing. Voor onze reis naar China hadden we ervoor gekozen om de boekingen uit te besteden bij ChinaOnline.nl, zodat we zelf geen tijd zouden verliezen met het kopen van treintickets etc. In Beijing werden we dus ook  direct opgewacht door onze gids, die ons naar het hotel bracht. Het Courtyard 7 hotel lag in een hutong, dat is een traditionele chinese wijk.
Hiervan zijn er nog maar een paar bewaard gebleven, de rest is vervangen door hoogbouw. Het hotel was zeg maar de Chinese versie van een begijnhof, een oase van rust in het drukke Beijing. Voor ons was het ook heerlijk om weer in een Gewoon Bed te slapen, en onze eigen badkamer te hebben. Wat een luxe! Mochten jullie nog naar Bejiing komen, dan raden we dit hotel van harte aan.

De volgende dag hadden we een druk excursieprogramma. Met de gids gingen we eerst naar de Lama tempel. Wij dachten dat dit een boeddhistische tempel was, maar het was een lama-istische tempel (jaja, dat is wat anders hebben we nu geleerd). Daarna bekeken we de Temple of Heaven, de privé-tempel van de keizer. Hier ging hij o.a. bidden voor goede oogsten. Deze tempel bestond uit een groot complex met veel gebouwen en een groot park eromheen.


Na de lunch gingen we naar het Plein van de Hemelse Vrede (waar ooit de
niet zo vredige studentendemonstraties plaatsvonden!). Aan het plein ligt de ingang voor de Verboden Stad, dit was het paleis van de keizer. Het was verboden voor gewone mensen, gelukkig is dat al lang verleden tijd. Dit was echt wel heel indrukwekkend, gelukkig hadden we de gids bij om ons wegwijs te maken.

Na een mooie maar inspannende dag was het tijd voor wat ontspanning, dus gingen we naar een Chinese acrobatenshow. Wat zijn die mensen lenig zeg! We zagen allerlei stunts, waaronder het bekende ‘bordjesdraaien’, met in iedere hand 5 bordjes en dat terwijl ze ondertussen op elkaar klommen om een menselijke piramide te maken. Dat de bordjes echt niet vast zaten, werd bewezen toen er stiekem eentje op de grond keilde (of hoorde dat bij de show?).  

Op zondag gingen we een uitstapje maken naar de Chinese muur. Zoals Mao zei: als je de muur niet kent, ben je geen echte mens ;-). Vanuit Beijing zijn er verschillende delen van de muur te bezoeken. Wij gingen naar Jinshanling, hier is een gerestaureerd stuk te zien maar ook een origineel stuk. We kozen ervoor om over het originele deel te gaan lopen, zeg maar: klauteren. Na 600 jaar zijn sommige stukken echt in slechte staat, bovendien is het heel heuvelachtig. Een pittige klim, maar zeker de moeite waard. We klauterden van wachttoren naar wachttoren met hulp van een lokaal mevrouwtje. Steef dreigde een paar keer weg te glijden op de oneffen en gravelachtige stukken, gelukkig ving het mevrouwtje (van 65 jaar) haar vakkundig op. De bedoeling was dat je daarna bij het mevrouwtje zou kijken naar haar souvenirs, en er dan een zou kopen (na afdingen he, dat hoort erbij). Aan het eind van de dag waren we een superervaring en een t-shirt met ‘I climbed the great wall’ rijker!



De volgende dag traden we opnieuw in de keizerlijke voetsporen om het Zomerpaleis te bekijken. Dit was het buitenverblijf van de keizer, zeg maar zoals Schonbrunn of Versailles. Echt een gigantisch landgoed… We namen een audioguide, maar dat was echt een raar systeem. Je moest niet een nummertje intoetsen maar het apparaat speelde vanzelf af als je in de buurt van een sensor kwam. Werkte niet vlekkeloos, aangezien we niet konden terugluisteren, en soms het verkeerde verhaaltje kwam bij het verkeerde gebouw. Niet handig….  


Je kan natuurlijk niet in Peking geweest zijn zonder de beroemde pekingeend te hebben gegeten. Dus op naar het restaurant. Jaap van Kim had nog een foto laten zien waar het was, maar wij kwamen terecht bij een andere vestiging. Het was een beetje moeilijk zoeken, want we zagen namelijk de ingang over het hoofd. Dat geloven jullie natuurlijk niet bij deze foto, maar het was echt waar… Toch maar eens langs de opticien.

De pekingeend zelf smaakte een beetje zoals kip van het spit, met zo’n krokant korstje. We kregen een schaal met eend (in plakjes), een mandje met pannenkoekjes en diverse bakjes met groenten en saus. Een handige meneer kwam ons even voordoen hoe wij van al deze ingrediënten heel elegant een wrapje konden rollen, met stokjes. Dit ging toch niet zo gemakkelijk, dus rolden we maar met onze vingers (anders was de eend ook koud haha). Het smaakte wel goed, maar het was ook meteen het duurste van wat we in China gegeten hebben.


De volgende dag vlogen we naar Xian. Zo’n 40 km buiten de stad ligt het wereldberoemde Terracottaleger. Dit bestaat uit duizenden kleisoldaten, die dienden om de eerste keizer van het verenigde China, Qin Shi Huangdi, te verdedigen in het hiernamaals. Ongeveer 2200 jaar geleden gaf hij daarom de opdracht om dit immense leger te laten maken. In 1974 stak een boertje zijn schep in de grond, en vond toen de eerste resten van een van de grootste opgravingen ter wereld. Alle soldaten zijn uniek, dus jullie kunnen je voorstellen wat voor werk dit geweest moet zijn 2200 jaar geleden.



Na het terracottaleger maakten we nog een fietstocht over de 16 km lange stadsmuur van Xian. We hadden een tandem gehuurd, deze was wel een beetje gammel. Tot 4x toe liep de ketting eraf, dus Erik had er zwarte handen van gekregen. Het leek Steef toen maar beter om de tocht over de muur voort te zetten in een keizerlijke draagstoel :-)


Vanaf Xian vlogen we naar Chengdu, de regio van de panda’s. Vol verwachting kwamen we aan bij het pandareservaat. Helaas bleek dit vooral een slecht onderhouden dierentuin, dat was een beetje een dip. Er was wel een video waarin ze lieten zien dat ze een fokprogramma hebben om te voorkomen dat de panda’s uitsterven, maar het was niet helemaal wat we ervan verwachtten. Gelukkig hebben we toch nog
een aantal schattige panda’s kunnen zien.


Chengdu ligt in de provincie Sichuan, die bekend staat om het pittige eten. In het restaurant bestelden we daarom een ‘hotpot’.  We kregen in schaal op een
vuurtje, waar bouillon inzat. In de bouillon kon je dan rauwe groenten en vlees doen, die dan een tijdje moesten koken. Tot grote hilariteit van het personeel moesten ze een paar keer komen kijken, of ons eten al klaar was. Gelukkig was de bouillon van zichzelf niet bijzonder ‘hot’, het hete zat hem in het sausje. Gelukkig kon je wel afmeten hoeveel je erop deed, zodat de brand in je mond beperkt bleef…

Omdat we in Chengdu wat extra tijd hadden, konden we naar een kookcursusje met drie smaken: heet, heter en allerheetst. Kwamen we terecht in een gezellig clubje met allemaal andere Nederlanders, haha. In razend tempo maakten we knapperige varkensreepjes, kip Gong Bao, Sichuan salade en een soort gebakken dumplings. Naarmate de les vorderde, probeerden we er allemaal minder pepers in te doen dan de juf voordeed, maar het was echt nog te heet. Thuis toch maar de recepten van de Thaise kookles opzoeken, dat was makkelijker aan te passen voor ons.


Naast de pittige keuken staat Sichuan ook bekend om zijn opera. Nou staan Chinezen niet echt bekend om hun mooie gezang, dus we wisten niet of dit iets voor ons was. Onze gids raadde het echter wel aan, omdat het eigenlijk veel meer entertainment was dan opera. En inderdaad, het was een van de leukste dingen die we gezien hebben! Voordat de opera begon, mocht je eerst in de make-up ruimte kijken naar de artiesten die zich klaar maakten. Ze schminkten hun gezichten in allerlei heftige kleuren. Je kon ook kiezen voor een massage, of een behandeling in de ‘oorstoel’. Dit betekende dat een meneer met allerlei rare stokjes je oor ging schoonmaken (of duwde hij het er nu verder in…). Wij hadden meer interesse in de voorstelling :-). De toneelspelers hadden supermooie kostuums aan, en de muziek was heel erg leuk. Er was ook een stukje poppenspel, en ‘schaduwtoneel’ dat iemand met zijn handen deed.
Het hoogtepunt was het onderdeel ‘changing faces’, waarin vier speler binnen 1/10e seconde een ander gezichtsmasker hebben. Zo veranderden ze van zwart naar rood naar groen.  Het ging zo snel dat je echt niet snapte hoe het kon!


In China hebben we het erg naar onze zin, het is absoluut een van de hoogtepunten van onze reis. Alleen die Chinezen he…. Het is toch wennen. Met name de wc’s waren echt even een schok na het zeer schone (en Westerse) NZ en Australie. Steef moest naar de wc bij de benzinepomp onderweg. In het wc-portaal zat geen deur maar een gordijn. Er waren twee van die vieze hangwc’s (zoals: gat in de grond -daar kijken we niet meer van op) maar…. Er zat geen schotje ofzo tussen. Dus kon je gezellig samen gaan hangen…. Toen maar opgehouden. Sowieso is naar de wc gaan hier veel minder een privé-aangelegenheid, het is heel normaal dat kleine kinderen op straat plassen en poepen. Hiervoor hebben ze een speciaal ‘gat’ in hun broek en onderbroek bij het kruis, je ziet dus ook overal blote billetjes… Chinezen hebben nog meer rare gewoontes: ze rochelen, spugen, schreeuwen of praten heel hard. Om ze wat manieren bij te brengen, zagen we het volgende bordje in Chinglish:


Het is dus ook niet beleef om buitenlandse toeristen te dwingen (!!) om ergens een foto van te maken…. Gelukkig zijn we hiertoe nog niet gedwongen :-).

Vanaf Chengdu vlogen we naar Lijang, een van de meest toeristische plaatsen van China. Je zou het een beetje kunnen vergelijken met Venetie, maar dan op 2400 m hoogte. Met een gids trokken we erop uit om het platteland te bekijken, en wat meer te weten te komen over de lokale bevolking, de Naxi (spreek uit: Nasi). Vroeger schreven de Naxi in een soort hiëroglyfen, dat zag er ongeveer zo uit:


In het Naxi dorpje woonde ook de beroemde kruidendokter, dokter Ho. Wij hadden er nog nooit van gehoord, maar de dokter bleek inderdaad wel wereldberoemd. Hij overlaadde ons met artikelen die over hem gepubliceerd waren, in het Nderlands, Duits, Engels etc. Hij had ook zakken vol met visitekaartjes van alle mensen die al langs waren geweest, wij zagen ook kaartjes van Philips Eindhoven. Ook was er een boek over hem geschreven, en was hij op televisie geweest bij Michael Palin van de BBC. Je kon ook een consult doen, dat duurde ongeveer 2 minuten, en het resultaat daarvan was dat de dokter je een poedertje meegaf om al je kwaaltjes te verhelpen. Nou stond in een van de Nederlandse artikelen dat vooral de dokter er zelf beter van werd ;-) maar hij kon dat zelf niet lezen natuurlijk. Het consult lieten we maar even aan ons voorbij gaan, maar een foto van de dokter is nooit weg
natuurlijk.

In Lijang zijn veel winkeltjes waarin ze zelf sjalen weven op een weefgetouw. Veel leuker natuurlijk dan een sjaal uit de fabriek, dus gingen we even binnen kijken. Hoe dikker het materiaal, hoe mooier de kleuren – en hoe duurder. Een winkelmeisje spreidde een aantal sjalen uit, maar het was het steeds net niet. Steef had eigenlijk maar 1 hele mooie gezien, en die zat op het weefgetouw. Het was toen 18 uur, en de sjaal zou om 21 uur klaar zijn. Dus wij spurtten ons naar de winkel en konden nog net zien hoe ze de sjaal van het weefgetouw af gingen knippen. Komende winter kunnen jullie het
resultaat bewonderen!

Volgende keer:  het vervolg van onze Chinareis, en speciaal item: waarom niet alles op rolletjes verloopt (ofwel: het kleine leed dat backpacken heet)!